Home

rss

In het kader van het Actieplan voor de Europese pijler van de sociale rechten, heeft de Europese Unie (EU) in de “Porto Social Commitment” van 7 Mei 2021 drie doelstellingen voor 2030 vastgelegd:

  • Werkgelegenheidsgraad, 20-64 jaar: 78 %;
  • Deelname aan voortgezette opleiding in de laatste 12 maanden, 25-64 jaar: 60 %;
  • Personen met risico op armoede of sociale uitsluiting: Vermindering van 15 miljoen ten opzichte van 2019.

Lidstaten worden nu gevraagd om nationale doelstellingen te bepalen die, samen, toelaten om de Europese doelstelling te behalen.

Het objectief van deze nota, op vraag van De Heer Pierre-Yves Dermagne, Vice-Eerste Minister en minister van Economie en Werk, Voorzitter van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid (zie bijlage 1), is bij te dragen aan het bepalen van de nationale doelstellingen voor België.

Gezien het domein van expertise van de HRW, zal deze nota zich concentreren op de doelstellingen in verband met werkgelegenheid en opleiding, en dus niet op de armoededoelstelling. Er is uiteraard wel een verband tussen deze doelstellingen. Het behalen van de werkgelegenheidsdoelstellingen kan een belangrijke bijdrage leveren aan de armoededoelstelling, maar tegelijkertijd moet er op gelet worden dat maatregelen om de werkgelegenheidsgraad te verhogen, geen negatieve impact hebben op de armoededoelstellingen.

Om dit te doen, zullen we bijkomende doelstellingen voorstellen die coherent zijn met de hierboven vermelde doelstellingen - zogenaamde primaire doelstellingen - en moeten toelaten om die te behalen. We zullen twee soorten bijkomende doelstellingen voorstellen: sub-doelstellingen die op een coherente manier de primaire doelstellingen toepassen op specifieke groepen (bv. werkgelegenheidsgraad voor kortgeschoolden) en secundaire doelstellingen die een bijdrage kunnen leveren aan het bereiken van de primaire doelstellingen (bv. het aandeel van de bevolking met digitale competenties).

Deze nota gaat over het identificeren van de verschillende sub-doelstellingen en secundaire doelstellingen die nodig zijn om de globale doelstellingen te bereiken. Deze oefening is niet gebaseerd op een model dat toelaat de relaties tussen verschillende variabelen te analyseren, maar is gebaseerd op de expertise van de Raad. Er is met opzet gekozen voor een beperkt aantal indicatoren. De aanpak is gebaseerd op een benchmarking ten opzichte van andere landen om de verwachte vooruitgang te kunnen kwantificeren. Het gaat dus niet over de manier waarop die doelstellingen bereikt kunnen worden. Dit zou een veel meer uitgebreide en diepgaande analyse vragen. De aanbevelingen in de thematische rapporten van de Raad die de laatste jaren werden gepubliceerd kunnen een basis zijn voor de reflectie hierover. In de logica van het Actieplan, en zoals de Raad het systematisch aanbeveelt, moeten de beleidsbeslissingen die genomen zouden worden op systematische manier opgevolgd en geëvalueerd worden. Gezien de verdeling van bevoegdheden in verband met werk en opleiding tussen de federale en gefedereerde entiteiten, nodigt de Raad de autoriteiten van deze verschillende beleidsniveaus uit om te overleggen om de nodige beleidsmaatregelen voor het behalen van de objectieven van Porto te coördineren.

Bij het bepalen van de doelstellingen zal, zoals in het Actieplan voor de Europese pijler van de sociale rechten, steeds 2019 als referentiejaar gebruikt worden. Dit zijn niet de meest recente gegevens, maar is wel het laatste volledige jaar dat niet beïnvloed werd door de COVID crisis.

Een eerste versie van dit advies werd overgemaakt aan de minister van Werk op 29 september 2021. Volgend op de uitwisselingen met de diensten van de Europese Commissie, werden er elementen aan toegevoegd . Dit document bevat de volledige oefening.