Home

rss

Hoewel de opleving van de activiteit matig bleef, is het aantal werkenden in België de laatste vier jaar met ruim 200 000 toegenomen. Maar er hadden veel meer jobs gecreëerd kunnen worden. In april laatstleden raamde Statistics Belgium het aantal niet ingevulde werkaanbiedingen op zowat 140 000. De ondernemingen hebben steeds meer af te rekenen met productiebeperkingen als gevolg van arbeidsplaatsen die bleven openstaan omdat er geen kandidaten met de vereiste vaardigheden waren. Het is het groeipotentieel van de economie dat aangetast wordt door dat tekort aan arbeidskrachten. Het probleem tekent zich in de drie gewesten af, maar de spanningen zijn het meest uitgesproken in Vlaanderen en Brussel.

De arbeidsmarktparticipatie van de diverse bevolkingsgroepen is zeer ongelijk. Het is geen typisch Belgisch verschijnsel, maar de omvang van sommige verschillen is in ons land daarentegen veel groter. Hoewel de werkgelegenheidsgraad van vrouwen en 55-plussers regelmatig verbeterd is, ligt hij nog onder het gemiddelde. Voor de laatstgenoemde groep wordt echter sinds het begin van de jaren 2000 nagenoeg een verdubbeling opgetekend. De situatie van jongeren, niet-Europese staatsburgers en, transversaal, laaggeschoolden, is daarentegen de laatste jaren verslechterd. 

Ook geografisch vertoont de arbeidsmarktparticipatie aanzienlijke verschillen. In Vlaanderen bedraagt die van de 20-64-jarigen 73 %, tegen 63,2 % in Wallonië en 60,8 % in Brussel. 

Vanuit een internationaal perspectief, is de werkgelegenheidsgraad in België gering, maar, zoals bleek uit het Verslag 2017 van de Raad , is de kwaliteit van de banen zeer gunstig vergeleken met die van de meest performante landen.

De doelstelling van een werkgelegenheidsgraad van 73,2 % waartoe België zich in het kader van de Europa 2020-strategie verbonden heeft, ligt duidelijk buiten bereik. Gelet op de meest recente demografische vooruitzichten, zouden hiervoor tegen 2020 niet minder dan 325 000 banen moeten worden gecreëerd. Dat is veel meer dan waarvan de Nationale Bank van België (+ 97 000), maar ook het Federaal Planbureau (+ 152 000) bij ongewijzigd beleid uitgaan.

De jobcreatie kwam in de eerste plaats de werkzoekenden ten goede. Hun aantal daalde sinds 2014 met nagenoeg 100 000 en zou de komende jaren verder moeten afnemen. Die beweging zal minder uitgesproken zijn, met name als gevolg van de aan de werklozen met bedrijfstoeslag (de vroegere bruggepensioneerden) opgelegde verplichting van beschikbaarheid, die het aantal werkzoekenden zal blijven opvoeren. De voornaamste doelstelling van die maatregelen is de intensiteit van het zoeken naar werk op te drijven.

Teneinde ons model van sociale bescherming, dat met name gestoeld is op de solidariteit tussen actieven en inactieven, te vrijwaren, moet een groter gedeelte van de bevolking worden ingezet, om het welvaartsniveau per inwoner te behouden en de lasten van de vergrijzing op een bredere basis te laten steunen. Dat is ongetwijfeld een van de voornaamste uitdagingen voor de werkgelegenheidspolitiek. Twee factoren zetten dat in de verf. De eerste is kwantitatief van aard. Niet alleen is de arbeidsmarktparticipatie in België gering, maar daarnaast is ook het aantal personen die niet willen of kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt in ons land hoger dan in de landen waarmee wordt vergeleken (38 %, tegen een gemiddelde van 28 %). Men dient zich thans te beraden over de wijze waarop dat aanzienlijk gedeelte van de bevolking kan worden geactiveerd. De tweede factor is vooral kwalitatief, het betreft de digitale revolutie. Ze kan tot op zekere hoogte de afname van het arbeidsaanbod compenseren door de toegenomen automatisering van sommige taken, maar zal vooral de digitale vaardigheden toevoegen aan de lijst van de reeds door de werkgevers vereiste competenties. Dat vergt een snelle en belangrijke opleidingsinspanning van de gehele bevolking, want die revolutie betreft alle functies .

Aan de hand van die analyses, heeft de Raad zijn aanbevelingen opgebouwd rond drie pijlers.

Activering en integratie van de werkzoekenden en inactieven: Activering moet worden begrepen als elke maatregel waarmee beoogd wordt de stimuli tot werken aan te scherpen. Het betreft niet enkel administratieve maatregelen met betrekking tot de criteria inzake het zoeken naar werk voor werklozen, maar ook algemeen financiële aspecten door een herwaardering van het nettoloon zonder verhoging van de loonkosten en kwalitatieve aspecten van het werk teneinde een kader van flexibiliteit en zekerheid voor de werknemers te creëren. 

Opleiding voor allen en voor alle leeftijden: In een kenniseconomie is opleiding een essentiële voorwaarde om zich duurzaam op de arbeidsmarkt te kunnen inschakelen. Initieel onderwijs is een sleutel die toegang geeft tot de werkgelegenheid, maar die initiële bagage moet worden onderhouden en uitgebreid, om bij te blijven met de ontwikkeling van de kennis. 

Geografische – en beroepsmobiliteit: Opleiding is ook een essentieel instrument om functionele- en beroepsmobiliteit mogelijk te maken, maar andere arbeidsmarktinstituties kunnen de mobiliteit beïnvloeden. Het vrijwaren van de trajecten naar werk impliceert niet enkel de mogelijkheid om van beroep te veranderen, maar ook het faciliteren van de transities van werknemer naar zelfstandige en omgekeerd. 

Uit een overzicht van de gevolgen die aan de aanbevelingen van de HRW werden gegeven, blijkt dat zowel de federale als de gewestelijke autoriteiten zich bij het uitzetten van hun beleidskoers inzake werkgelegenheid herhaaldelijk hebben laten leiden door de analyses en voorstellen van de Raad.

Sommige hiervoor in het verslag geformuleerde aanbevelingen gaan het domein van het werkgelegenheidsbeleid stricto sensu te buiten. Ze dragen bij aan het uitwerken van een arbeidsbevorderend kader dat een groter gedeelte van de bevolking kan aanzetten tot arbeidsmarktparticipatie en investeringen in opleidingen in de hand kan werken, allebei stuwende krachten achter de economische ontwikkeling.

Downloads

Doelgroep: studiediensten, politieke en socio-economische verantwoordelijken
Verslag: 2018, 21 x 29,5 cm, 123 pagina’s

Deze publicatie is enkel beschikbaar in een downloadbare versie.